Klompvoet, pes equinovarus adductus
De klompvoet is een aangeboren afwijking die bij één op de 800 pasgeborenen voorkomt. Tweemaal zoveel jongens als meisjes hebben twee klompvoetjes. Het is bijna altijd erfelijk maar de oorzaak is eigenlijk onbekend.
De voetafwijking bestaat uit de volgende onderdelen:
de voet staat naar binnen gekanteld: de varusstand
de voet staat naar beneden gekanteld: de spitsstand
de voorvoet wijst naar binnen: de adductie stand
Het is van belang dat de behandeling zo snel mogelijk na de geboorte begint, liefst binnen de eerste levensweek.
De behandeling direct na de geboorte bestaat uit het met de hand soepel maken van het voetje (manipuleren), waarbij het zover mogelijk in de goede stand wordt gecorrigeerd. Deze gecorrigeerde stand wordt vastgelegd (geïmmobiliseerd) meestal met gips, soms met tape.
Het gips wordt in de eerste levensweken vaak gewisseld: aanvankelijk éénmaal per week bij soepele voetjes, tot tweemaal per week bij stugge voetjes, waarbij de orthopedisch chirurg de voetjes steeds verder in de goede stand corrigeert.
Bij tweederde van de kinderen blijkt, mede aan de hand van röntgenfoto dat na ca. 3 á 4 maanden gipsen of tapen onvoldoende correctie bereikt kan worden. Dan is een operatieve ingreep noodzakelijk.
Na de operatie volgt weer enige weken gips, tot het kindje zelf zijn voetje omhoog en opzij kan draaien. Tot gemiddeld 3 á 4 jaar worden de voetjes ingespalkt; in de begintijd dag en nacht, behalve een speeluurtje. Vanaf dat het kindje gaat staan en lopen wordt alleen nog met slapen ingespalkt, eventueel in combinatie met aangepaste schoentjes voor op de dag.
voor meer informatie: Vereniging Oudergroep Klompvoetjes